Het is een van de meestgestelde vragen op de scholingsbijeenkomsten: hoe zit het nou ook alweer met can en could? De vuistregel is eigenlijk heel simpel.
- Je gebruikt can om aan te geven dat je iets kunt
- Je gebruikt could om:
- Iets beleefd te vragen
- Aan te geven dat je iets zou kunnen doen
- Aan te geven dat je iets kon
Een iets uitgebreidere uitleg is helaas wat pittiger.
- Mogelijkheid
- We gebruiken het hulpwerdwoord can wanneer er iets mogelijk is:
It can be very hot in Spain. (= het kan érg warm zijn in Spanje.) - We gebruiken could ook om can in de verleden tijd te zetten:
It could be very hot in Spain. (= het was zo nu en dan érg warm in Spanje.) - We gebruiken could voor dingen die mogelijk in de toekomst kunnen gebeuren, maar nog niet zeker zijn.
It could rain tomorrow. (=het kan morgen gaan regenen.) - We gebruiken could ook om aan te geven dat iets mogelijk was geweest.
They could have arrived by now. (= ze hadden er nu al kunnen zijn.)
- We gebruiken het hulpwerdwoord can wanneer er iets mogelijk is:
- Capaciteit en/of talent:
- We gebruiken can om over iemands capaciteiten te praten:
He can dance very well. (= hij kan heel goed dansen.)
She can speak five languages. (= zij spreekt vijf talen.) - We gebruiken could wanneer het de verleden tijd betreft:
He couldn’t dance very well. (= hij kon niet zo goed dansen.)
She could speak five languages. (= zij kon vijf talen spreken.)
- We gebruiken can om over iemands capaciteiten te praten:
- We gebruiken can om toestemming te vragen:
Can I ask you something? (= mag ik je iets vragen?) - We gebruiken could om beleefde instructies te geven.
Could you give me that pen please? (= zou je me die pen kunnen geven alsjeblieft?) - We gebruiken can bij uitnodigen en aanboden.
Can I help you? (= kan ik je helpen?)
I can do that for you if you like? (= ik kan dat wel voor je doen als je wilt.)
Dit bericht delen via je social media? Dat kan natuurlijk door op de onderstaande knop(pen) te klikken!
Volg ons: