TAALWEETJE | Datten en watten?

Hoe is het ook alweer?

Taalweetje | Hun of hen? | De Kantooropleider

Het paard dat hinnikte, draafde weg.

of

Het paard wat hinnikte, draafde weg.

Dat en wat zijn in deze betekenis allebei betrekkelijke voornaamwoorden. Als het betrekkelijke voornaamwoord betrekking heeft op een woord, dan gebruik je dat.

Dus:

Het paard dat hinnikte, draafde weg.

Maar als het betrekkelijk voornaamwoord betrekking heeft op een hele zin, gebruik je wat.

Dus:

De vermoeide jongen sliep lekker uit, wat goed voor hem was.

 

Wat is nu goed?

Mijn moeder vertelde me een verhaal, dat ik erg leuk vond.

of

Mijn moeder vertelde me een verhaal, wat ik erg leuk vond.

Beide is goed, maar de zinnen hebben wel een verschillende betekenis!

Mijn moeder vertelde me een verhaal, dat ik erg leuk vond.

Het woord dat slaat op het woord dat daarvoor staat: een verhaal. Je zegt hier dus dat je het verhaal leuk vond.

Mijn moeder vertelde me een verhaal, wat ik erg leuk vond.

Het woord wat slaat op de voorgaande zin, dus op het feit dat moeder een verhaal vertelde. Je zegt hier dus, dat je het zo leuk vond dat je moeder een verhaal vertelde. Of je het verhaal ook leuk vond? Ach, daar gaat het bij het gebruik van wat niet om.

Dit bericht delen via je social media? Dat kan natuurlijk door op de onderstaande knop(pen) te klikken!